Wilco Meeuwis, architect van het volk maar niet van bestuurders

‘Er zijn vormen in het leven die iedereen herkent. Een kasteel bijvoorbeeld. Dat is dus heel herkenbaar, dat spreekt aan. Als ik inspiratie zoek, kijk ik vaak in plantenboeken. Hoe vaak zeggen we niet van bloemen: wat mooi. Terwijl ze toch de vreemdste vormen hebben. Daar kun je wat mee doen als architect. Bovendien herkennen we die vormen allemaal.’

Aan het woord is Wilco Meeuwis, architect. ‘Bij zijn gebouwen sta je op zijn minst even stil’, schrijft journaliste Patricia Weimans op 24 november 2001 in het Brabants Dagblad. Ze becommentarieert het spiksplinternieuwe Guardianenhof in de Snellestraat in ’s-Hertogenbosch. Het gebouw is net klaar en baart opzien, of je nu wilt of niet. Het valt aan alle kanten op. Meeuwis maakte in 1990 al naam met het ontwerp voor het Efteling Hotel in Kaatsheuvel. Zelf zegt hij over dit ontwerp: ‘Het moet al van ver, in de auto de spanning voor het bezoek aan de Efteling en het hotel verhogen. En als het hotel dan eindelijk voor je zweeft, dan ziet het er zo mystiek uit dat je wilt weten: wat gebeurt daar?’ Wilco wil met zijn gebouwen gezien worden. Het moet een plek mooier maken, vooral verfraaien en decoreren. Hij speelt graag met zwierige vormen en opvallende kleuren.

De stad durft weer

Het is 1990. ’s-Hertogenbosch durft weer vooruit te kijken. Bijna 20 jaar dreigde een financieel verlies voor de gemeente. Vastgoedondernemer Jacques Stienstra (1932-2011) was al die tijd kansrijk schuldeiser met een schadeclaim van 150 miljoen gulden. De gemeente zou doelbewust afspraken uit 1971 hebben geschonden waardoor Stienstra veel schade had geleden. ‘Arglist’ was het woord dat ook de rechter in de mond nam. ’s-Hertogenbosch zou door die 150 miljoen zomaar voor jaren armlastig kunnen worden. ‘Het bankroet van Zoete Lieve Gerritje is nabij’, kopt De Telegraaf in 1986. Maar dan komt er toch een oplossing. Jacques Stienstra en burgemeester Don Burgers (1932-2006) ontmoetten elkaar tijdens het carnaval van 1990 ‘in het zonnetje op de vensterbank van een café’. En zo komen ze tot een overeenstemming die de stad weer doet opleven. Stienstra krijgt 80 miljoen gulden, beduidend minder dan zijn eis van 215 miljoen gulden. Het stadsbestuur sluit Stienstra weer in de armen en betrekt hem nadrukkelijk bij belangrijke culturele initiatieven. Wethouder Hans Dona maakt het karwei af en Stienstra wordt vriend van de stad. ’s-Hertogenbosch durft weer.

‘Een geweldige opluchting. Er konden weer dingen.’, zegt Hans Dona als hij terugblikt op zijn spraakmakende wethouderschap tussen 1982 en 1994. Stienstra wordt van schuldeiser sponsor, en niet zo’n klein beetje. Hij wordt voorzitter van het Internationaal Vocalisten Concours (IVC), renoveert Monument Kamp Vught en maakt zich sterk voor verdere restauratie van de Sint-Jan. ’s-Hertogenbosch schudt het Calimero syndroom – ‘zij zijn groot en wij zijn klein’ – van zich af. Dona presenteert La Gare, een plan om het verfomfaaide gebied achter het station nieuw leven in te blazen. La Gare, later Paleiskwartier, wordt een metafoor van nieuwe welspoed en ambitie. Dé grote smaakmaker is echter het plan voor een ondergrondse concertzaal aan de Parade, naast de fundamenten van de Sint-Janskathedraal.  Zo blijft het Brabants Orkest in ’s-Hertogenbosch en krijgt het cultureel imago van de stad een geweldige boost, aldus de voorstanders.

Wethouder Hans Dona (1992)

‘Over de eeuw heen!’

‘Een Zuid-Amerikaans Loeffplein’, zo karakteriseren velen het ontwerp van Wilco Meeuwis voor het Burgemeester Loeffplein. Clemens van der Ven (1941-2014), een Bossche zakenman en antiquair, buurman van Meeuwis in de Peperstraat, brengt de architect in contact met ondernemersvereniging Hartje Den Bosch. Na 1990 volgen de gedurfde plannen om de stad ‘over de eeuw heen’ te duwen elkaar in rap tempo op. Bij Hartje Den Bosch denken ze: ‘Komt Dona met zijn ondergrondse concertzaal dan mogen wij ook wel iets.’  Meeuwis bedient ze op hun wenken en ontwerpt een plan voor de herinrichting van het Burgemeester Loeffplein en GZG-kwartier dat in vormgeving en kleurgebruik Zuid-Amerikaans aandoet. ‘Hij heeft ervaring opgedaan in Venezuela en dat is te zien’, aldus journalist Jan de Wit in het Brabants Dagblad van 12 september 1990. Over zijn werkwijze zegt Meeuwis: ‘In Nederland wordt vaak vanachter het bureau een schematisch plan gemaakt. Ik ben midden op het plein gaan staan en stelde mezelf de vraag: wat wil ik daar gaan zien?’.

Wilco Meeuwis

Hij is geboren in Eindhoven in 1946 en volgde daar vooral bouwkundige opleidingen. Na een verblijf van twee jaar in Suriname ontwikkelde hij zich tot architect in Venezuela. Hij haalde zijn architectentitel aan de Universidad Simon Bolivar in Caracas. Tussen 1986 en 1997 is hij in ’s-Hertogenbosch gevestigd als zelfstandig architect. Sinds 1997 werkt hij in Sotogrande in Spanje. ‘Je werkt niet alleen voor de opdrachtgever, maar ook voor de mensen die langs een gebouw lopen’, zegt Meeuwis eens in een interview. hij laat zich inspireren door Art Nouveau, Jugendstil bewegende lijnen en een organische opbouw. Meeuwis zegt over architectuur: ‘Het moet begrijpelijk zijn, ook voor iemand die geen deskundige is. Er mag best discussie over zijn als er maar door iedereen over gesproken kan en mag worden.’

Geen Diezehof

Meeuwis maakt een flonkerend plan. Niet alleen Hartje Den Bosch maar ook de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch is enthousiast en organiseert een tentoonstelling over het plan. Op 30 augustus 1990 melden de initiatiefnemers, aangevoerd door Clemens van der Ven, dat Nationale Nederlanden bereid is een half miljard gulden in het plan te investeren. Aanlokkelijk is Meeuwis ontwerp ‘de Hertog’, een monumentale overkapping en een gebouw in Gaudi-achtige sferen over een weer opengelegde Binnendieze op de plek waar de karakterloze parkeergarage Loeffplein staat. Bij veel Bosschenaren krijgt Meeuwis hiervoor de handen op elkaar, alleen niet bij het stadsbestuur. ‘Want, waar moeten we al die auto’s laten? Dit plan is ook te duur. Het is weer zo’n wild idee, niet uitvoerbaar.’ De zwierigheid die het plan kenmerkt, wordt de maat der dingen voor Meeuwis. ‘Den Bosch is het waard’, zegt hij over zijn ambitieuze plan. Ambtenaren en stedenbouwkundigen vinden de ontwerpen van Meeuwis volstrekt ‘on-Nederlands’ en niet passend bij ’s-Hertogenbosch. Het Brabants Dagblad schrijft: ‘Meeuwis jarenlange ervaring in Venezuela waait over Den Bosch en de eeuw heen.’

Binnen de welstandscommissie worden grote vraagtekens gezet bij mogelijke Gaudi-achtige aspiraties van Wilco Meeuwis. ‘Het is willekeurige decorbouw zonder relatie tussen interieur en exterieur,’ aldus de dominante gedachte onder direct betrokken bestuurders, architecten, ambtenaren en stadsontwikkelaars. In 1993 dienen wethouder Hans van Dongen en projectontwikkelaar J.C. van de Sande een plan van Wilco Meeuwis in voor de creatie van een nieuw stukje binnenstad voor het gebied Snellestraat-Dode Nieuwstraat. Het gebied kan het gebruiken, het ligt er verwaarloosd bij. Het plan heet Diezehof. Meeuwis creëert een nieuw plein met voor hem karakteristieke gebouwen er rondom heen. Het plan maakt geen schijn van kans. ‘Oninteressante pleinvorming waarbij de afzonderlijke bouwmassa’s op een onharmonische wijze op elkaar zijn afgestemd.’

Gefronste wenkbrauwen

De flamboyante en welbespraakte Meeuwis krijgt voor zijn plannen de handen op elkaar bij veel Bosschenaren, zeker bij de leden van Hartje Den Bosch, kleine projectontwikkelaars en ongebonden makelaars. Anders ligt het bij collega-architecten, bestuurders en bijvoorbeeld de plaatselijke welstandscommissie. Menig commissielid fronst de wenkbrauwen bij het aanschouwen van de voorstellen, schetsen en ideeën van Wilco Meeuwis. Zijn meest fervente tegenspeler is Ab Peetoom (1927-2022), stadsarchitect van Heusden ten tijde van de restauratie van dit oude vestingstadje in de jaren ’70 van de vorige eeuw. De krantenkop ‘Heusden gaat niet met de tijd mee’ uit het Algemeen Dagblad van 16 mei 1970 is hem op het lijf geschreven. Hij windt er geen doekjes om: ‘Heusden wordt in zeventiende eeuwse stijl gerestaureerd. Ik herstel Heusden zoals een oud schilderij wordt hersteld. De vesting- en havenwerken worden in oude luister gerestaureerd én er komt geen enkel flatgebouw in Heusden.’ Een eigenaar van een gerestaureerd pand raadt hij dringend aan het uithangbordje voor het huis volgens Peetooms regels te laten ontwerpen. Wilco Meeuwis had dus ‘een kwaaie’ aan hem, zegt Harry Boekwijt met een glimlach. De voorstellen van Wilco Meeuwis zijn Peetoom een gruwel. Hij wil niets weten van de eigenzinnig ‘modernistische’ architectuuropvatting van Meeuwis. Deze past immers niet bij de bouwhistorie van de oude hertogstad.

Natuur inspireert

In 1994 krijgt Meeuwis dan toch wat erkenning. Hij restaureert de Mortelkazerne, een rijksmonument, en maakt het gebouw geschikt voor kleurrijke luxe appartementen.  Ook de welstandscommissie is blij dat het replica van het originele schilddak uit de 1747 weer wordt geplaatst. In 1915 ging dit dak bij een rampzalige brand verloren. Sinds die tijd lag het gebouw er verwaarloosd bij en deed het slechts dienst als kledingmagazijn voor het leger. Ook Peetoom, een van de strenge leden van de welstandscommissie, is tevreden. Ditmaal was Meeuwis niet ‘eigenzinnig’, doorgaans wel. ‘Vaak laat ik me in het begin van het ontwerpproces inspireren door de natuur. Bomen, planten en mensen hebben vormen die iedereen begrijpt. Qua maat en qua kleur’, legt Meeuwis opdrachtgevers en geïnteresseerden voor. Dat leidt in zijn ontwerpen tot verrassende vormen. Voor het plan Hertogstad van Hartje Den Bosch sierde Meeuwis de platte daken van de twee grote verplegingsvleugels van het Groot Ziekengasthuis met twee koepels die verdacht veel lijken op vrouwenborsten. Voor Meeuwis is dit gebouw dan het nieuwe theater waar al jaren over gesproken wordt. Harry Boekwijt, aan het einde van de jaren 90 adviseur voor de welstandscommissie, kan er vandaag wel om lachen maar zegt erbij: ‘Het was daarom niet altijd even realistisch. Schetsen, bijeengebracht op een staalkaart van ideeën, dat was het wel met het plan Hertogstad. Gedurfd, maar soms ook tegen het kitscherige aan.’

Binnen de welstandscommissie staat echter wel vast: ‘Die man moet niet teveel ruimte krijgen.’ Het stadsbestuur, aangevoerd door Hans Dona, doet daarentegen een dringend beroep op de welstandscommissie enige compromisbereidheid te tonen. Meeuwis ligt goed in de markt bij de ondernemers van Hartje Den Bosch en de makelaar Hans van Dongen (1939-2019). Van Dongen is eigenlijk meer dan makelaar. Hij doet in verzekeringen, hypotheken, taxaties en gaat zelfs het bankierswerk niet uit de weg. Dat maakt hem invloedrijk. Zijn klantenkring bestaat uit aannemers, kleine projectontwikkelaars en huizen- en vastgoedbezitters in de Bossche binnenstad. Hij is in alles onafhankelijk, een vrije vogel en tegelijk ‘ontzorgt’ hij veel mensen. Daar heeft een bestuurder als Dona ook rekening mee te houden. ‘We kunnen niet blijven afwijzen’, aldus Dona.  De welstandscommissie wilde wel wat slikken, Meeuwis versobert en doet ook water bij de wijn. Aan het einde van de jaren ’90 krijgt Meeuwis zo zijn kans en ontwerpt bouwplannen voor Achter het Verguld Harnas en Guardianenhof.

 

‘Sprookjeskasteel’

Op 4 augustus 1999 kopt het Brabants Dagblad: ‘Sprookjeskasteel in de binnenstad’.  Redacteur Wim Hagemans refereert naar het Efteling Hotel als hij over Meeuwis creatie Achter het Vergulde Harnas beschrijft. ‘Art nouveau met trekken van een ‘ingetogen Gaudi.’ De welstandscommissie mag dan aarzelend akkoord zijn gegaan met het plan, de passanten reageren anders en welgemeend enthousiast. En iedere dag is het ‘een flinke kwak mensen’ die een kijkje komen nemen. ‘Hoe anders, eindelijk eens geen saai gebouw’, zegt de een. ‘Hoe kleurrijk’, zegt weer een ander. ‘Tenminste niet recht toe, recht aan’. Makelaar Van Dongen is opgetogen. De huurders staan in de rij. Zijn project is geslaagd. Dat wordt nog eens bevestigd als in 2001 het Bosch Architectuur Initiatief (BAI) een prijsvraag uitschrijft voor het ‘mooiste gebouw van de stad’. Het pand Cobra Achter het Verguld Harnas wint de publieksprijs, maar niet die van de deskundige vakjury. Rond de eeuwwisseling krijgt Meeuwis weer de kans om voor de plek waar eerder zijn Diezehof had moeten verschijnen een nieuw gebouw neer te zetten. Hans van Dongen is nog steeds zijn promotor. Dan is het al niet meer verwonderlijk dat de opdracht aan Van den Bouwhuijsen wordt gegund. Harrie van den Bouwhuijsen (1943-2006), het gezicht van het bedrijf, is bekend met makelaar Hans van Dongen. Rond 2000 is Harrie één van de bekendste ondernemers van ’s-Hertogenbosch en mogelijk ook van Brabant. Zijn bouwbedrijf is wellicht niet zo groot, het staat wel bekend als bouwer van bijzondere gebouwen. En Harrie zelf? Als commercieel directeur, kunstliefhebber, kerkelijk actief katholiek, jurist en bouwer vervult hij op het hoogtepunt 28 bestuursfuncties. Werken is netwerken voor Harrie. Hij sluit daarbij geen mensen uit. Bij alle partijen in de bouwwereld ligt hij goed in de markt. Hij werkt daar ook aan. Zo is hij initiatiefnemer van de Conflictmeesters, bemiddelaars in de vastgoedsector. Geschoold als Master of Real Estate (MRE), state of the art-opleiding voor strategische vastgoedbeslissers, lost Harrie menig geschil tussen bouwers en vastgoedondernemers op. Harrie is een spin in het web en vraagbaak voor velen.

Voormalig klooster

Harrie is een geëngageerd bouwer, hij verdiept zich in zijn opdracht. En zo reageert hij met grote interesse op het verhaal van de Guardianenhof. De naam duidt op de vroegere aanwezigheid van minderbroeders franciscanen, die al rond 1450 over een uitgebreid kloostergebied op die plek beschikte, het Minderbroederklooster. Na de val van ’s-Hertogenbosch in 1629 wordt het klooster particulier bezit en gebruikt als militaire gevangenis. Het pand was tot 1714 eigendom van de familie Van Rijckevorsel. Een guardiaan of gardiaan is een overste van een franciscanenklooster. Dan is er ook nog Wilco Meeuwis met zijn bijzondere opvatting over architectuur. Harrie van den Bouwhuijsen raakt geïntrigeerd.  Het in art nouveau-stijl opgetrokken complex wordt een opmerkelijke verschijning tussen de meer traditionele bebouwing waarmee het omringd is. Als het pand eenmaal klaar is wordt op vrijdag 30 augustus 2002 een gedicht van Daaldreef onthuld op de zijgevel van Guardianenhof. Dit gedicht is een initiatief van de stichting ‘ Poëzie op straat’ en luidt als volgt:

 

Laat ons in deze zeer zuivere marmeren stad
de torens tellen, onze lippen warmen tegen
muren en tegels: laat ons wonderlijke woorden
spellen tussen twee teugen zon.

 

Uitschuifbare opleggers

Harrie laat de uitvoering van het bouwproject over aan zijn broer Wim, geheel volgens de geldende taakverdeling in het familiebedrijf. Harrie is commercieel en haalt binnen, Wim bouwt en hij moet nu wel veel zelf bedenken en interpreteren. Architect Wilco Meeuwis woont en werkt al enige jaren in Sottogrande in Spanje en is niet bij elk uitvoeringsprobleem aanspreekbaar. Wim merkt al gauw dat het metselwerk van de gevels vrij kostbaar is en nogal wat moeilijke detailleringen kent. Ook qua bouwstijl kent het gebouw bijzondere details en daarmee is het erg arbeidsintensief. De constructie van de vloeren is opgebouwd uit kanaalplaten. Deze zijn echter zo lang dat ze alleen maar kunnen worden aangevoerd met speciale uitschuifbare opleggers met apart sturende achterassen. Dit kan alleen ‘s nachts waarbij zelfs verkeersborden moeten worden verwijderd. Kees Hoeflaken, zeer ervaren bouwvakman en chauffeur van het bedrijf, werkt al sinds juni 1980 bij Van den Bouwhuijsen. Is er een bouwtechnisch probleem, Kees lost het vaak op. Hij werkt ook aan het Guardianenhof.  ‘Het was geen gemakkelijk project. We moesten veel improviseren en zelf verzinnen. Eén van de hoge muren was 80 centimeter breed. Maar vooral de fundering was een probleem. We moesten in de nacht doorwerken. Ik dacht wel eens: hoe verzint iemand zo’n gebouw? Dat vonden veel voorbijgangers ook. Als er één bouwwerk is waar veel mensen bij stil stonden was het dit wel. Een bijzondere ervaring.’ Is het gebouw eenmaal klaar dan trekt het nog steeds veel kijkers. ‘Zie ik in die rare toren dan toch iets van een sexsymbool?’, vraagt een toerist aan een stadsgids van de Kringen Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Dat is nu precies wat Wilco Meeuwis bedoelt met levende en organische vormen. Mensen hebben een uitgesproken mening over het gebouw. De een noemt het ‘potsierlijk’ en ‘mislukt’, de ander spreekt over ‘warm en spannend.’ Een voorbijganger zegt met een glimlach: ‘Beter goed gejat, dan zelf slecht bedacht.’

‘Van het volk’

‘Als we in onszelf geloven, geloven we in de stad en versieren haar met beelden en klokken, uithangborden en lantaarnpalen, met vlaggen en torens,‘ schrijft socioloog Piet Thoenes (1921-1995). En precies zo wil Wilco Meeuwis met ’s-Hertogenbosch omgaan. Hij ontwikkelt in 2005 in de Vughterstraat, nummer 6, een Gaudi-achtig pand. Het is een initiatief van Hans van Dongen, na de veelal positieve reacties op het Cobra pand Achter ’t Verguld Harnas en Guardianenhof, nu optimistisch gestemd. Maar ditmaal haalt hij weer bakzeil, ook nadat Stadspartij Knillis en andere oppositiepartijen actie voor zijn pand en het ontwerp van Meeuwis voerden. Meeuwis mag dan tot doel hebben de stad te versieren met zijn ontwerpen, de welstandscommissie kijkt anders en oordeelt dat Meeuwis ontwerp ‘niet binnen de historische context en bebouwing van de Vughterstraat past. ’‘Mag ik U erop wijzen dat bij een ontwerp van diezelfde architect ‘Het Verguld Harnas’ eveneens een deskundige jury de voordracht voor een ‘realisatiepluimpje’ blokkeerde doch in een later stadium ‘het volk’ bij duidelijke meerderheid dat ontwerp aanwees voor een pluimpje,’ schrijft Van Dongen in zijn reactie op de afwijzing.  Beter kon hij het spanningsveld tussen de ‘smaak van het volk’ en de zienswijze van deskundigen niet weergeven.

Bronnen- en beeldverantwoording: op aanvraag via info@bouwhuijsen.nl.
Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, fotonummer 0077182.