‘Ik heb liever een zesje voor het proces en een acht voor het resultaat dan andersom’, zegt burgemeester Ton Rombouts als hij op zaterdag 23 januari 2010 het nieuwe onderkomen van roeivereniging Hertog inwijdt.

Rombouts verwijst naar de lange procedure op weg naar het bijzondere gebouw. De eerste aanzet voor nieuwbouw van roeivereniging De Hertog is er al in 1994. ‘Het is exemplarisch voor ons land. Een woud van juridische procedures is tegenwoordig een bekend verschijnsel’, vervolgt Rombouts.

Maar nu, op 23 januari, 2010 vindt dan toch de opening plaats. Voor Rombouts is het gebouw ‘een parel in de snoer van herstelde vestingwerken.’

Meerkleurengebouw

Het resultaat mag er zijn: ‘een haast monolithisch gebouw dat door de aard en de kleur van de gevels in cortenstaal een krachtig statement tegenover het bolwerk van de Citadel.’ De staalplaten zijn bij vochtig weer donkerbruin van kleur. Bij droog weer is de gevel zowat oranje.

Voorzitter André Habets van de roeivereniging is erg te spreken over de locatie van het clubhuis aan de Citadel. ‘De meeste roeiverenigingen liggen bij het industriegebied, wij bij de binnenstad.

We hebben echt een van de mooiste liggingen van het land. Je hebt zoveel natuur en water in de stad, dat maakt het ook aantrekkelijk voor toeristen.’

Trendsetter

Al zou je willen, je kunt niet om het gebouw heen. En dat was ook precies de bedoeling. De kleur van roestend metaal en het zaagtanddak vallen op. De oude rij kastanjes staat er in een strakke slagorde naast, een geheimzinnige linie wachters. Het is allemaal geen toeval. De architecten, roeiers Cor van Hillo en Monique Verschaeren van VHV architekten (www.vhvarchitekten.nl) moesten wel rekening houden met de historische plek. ‘Het was een eis van de opdrachtgever’, aldus Cor van Hillo.

Hij vervolgt: ‘De ongenaakbaarheid van de vesting ‘s-Hertogenbosch én de industriële uitstraling van de negentiende-eeuwse fabrieksgebouwen die er eerst stonden, ze moesten beiden een rol spelen.’

Cor van Hillo vertelt enthousiast door: ‘De commissie Welstand hield ons voor dat de Citadel het grootste gebouw van de stad is. Daar moet iets bij in de buurt staan dat al even markant en opvallend is. Het werd dus een gebouw, helemaal van staal. Het werd en – onbedoeld – een trendsetter voor de aanpak van de vestingwerken. Want, kijk naar de Bastionder, het Antoniepaviljoen, roestend staal is een belangrijk element, bedoeld om het idee van vestingstad te benadrukken.’

Dwangburcht en Papenbril

Tussen 1980 en 1985 knapt de Rijksgebouwendienst de Citadel op. Het nieuwe complex doet daarna dienst als huisvesting van het Rijksarchief in Noord-Brabant. Nu is het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) er gevestigd. De stad beschouwt de Citadel nu als een van zijn mooiste monumenten. Daar werd lange tijd anders over gedacht.

In de jaren 1637-1642, kort na de verovering van de stad in 1629, geven de Staten-Generaal van de opstandige Nederlandse gewesten, veroveraars van ’s-Hertogenbosch, opdracht het fort te bouwen. het krijgt de naam Willem Maria. Het fort krijgt de functie van dwangburcht, bedoeld om de katholieke Bosschenaren in toom te houden.

In de volksmond krijgt het complex de naam: Papenbril. De Tachtigjarige Oorlog woedt. De katholieke stad, ook wel ‘Cleyn Romen’ genoemd, komt in protestantse handen. De bevolking blijft katholiek en hoopt op Spaanse herovering. Aan de stadszijde moet voor de ‘Staatsen’ een schootsveld komen. Een hele stadswijk, gelegen tussen de haven en de huidige Jan Heinsstraat, wordt gesloopt. Zo ontstaat een plein dat op oude kaarten voorkomt als Esplanade of ‘De Plein’. Ook het fort Willem Maria zoals het officieel heet krijgt al spoedig de naam ‘Papenbril’. Forten die een bepaald gebied beheersten krijgen in die tijd vaker het achtervoegsel ‘Bril’. De benaming ‘Citadel’ stamt uit de Franse tijd. Toen na 1874 de vesting werd ontmanteld is het plein volgebouwd.

Het gebouw van de roeivereniging volgt als het ware de geschiedenis van de stad, ook in het gebruik van materialen. Buiten de vesting mocht je vroeger alleen met hout bouwen. Cor van Hillo vertelt: ‘Het idee was aanvankelijk om ook hier met hout te bouwen. Maar hout is niet vandalismebestendig en na branden bij de rugbyvereniging en een sporthal wees de opdrachtgever – de gemeente ’s-Hertogenbosch – dat af. Zo werd het dus roestend staal, niet brandbaar, op deze plek van groot belang.’

Vorm volgt functie

De oude huisvesting van de vereniging was een allegaartje: een oude vervallen fabriek van stoommachines van de firma Donkers uit 1881. Het was een rommelige, duistere plek, gevoelig voor inbraak en vandalisme. Het gebouw deed ook dienst als jeugdsociëteit en moskee.

De industriële sfeer moest terugkeren. De sheddaken? Cor van Hillo hierover: ‘Hier was vroeger een fabrieksterrein. Denk aan de naam Vaaltweg. Die zaagtandvorm is ook heel functioneel voor het opbergen van de boten en hun riemen. Vorm volgt functie, kun je wel zeggen. Met de lichtinval vanuit het Noorden, in industriële tijden heel gebruikelijk. En vanuit het clubhuis kijk je uit op de omgeving. ’

Vaaltweg

De naam Vaaltweg herinnert aan de oudste locatie van de huidige Afvalstoffendienst, een mestvaalt. Rond 1880 wordt aan de noordzijde van de Zuid-Willemsvaart/Dieze grond opgehoogd. Dit terrein ligt ‘ver’ van de bewoonde wereld en heel noordelijk. In de volksmond wordt het ‘Siberië’ of ‘De Siep’. Tegelijkertijd wordt aan het einde van de 19e eeuw een stukje grond ten westen van de weg naar Orthen opgehoogd. Dit terrein ligt aan spoorlijnen, maar belangrijker is de ligging aan de Dieze. Schepen die de beer (menselijke uitwerpselen uit beerputten) van stadsbewoners als meststof naar boeren in de Meierij vervoeren, kunnen hier aanmeren. De gemeente besluit in 1881 een deel van een voormalig ravelijn van de Citadel in te richten als locatie voor een nieuwe mestvaalt en een opslagplaats voor beer.

In 1882 vestigen zich op het terrein enkele bedrijven, een scheepswerf en een verhuisbedrijf. Rond 1895 bouwt H. Gostelie er zijn talgfabriek. Uit huiden en slachtafval wordt talg gewonnen, een belangrijke grondstof voor de zeepfabricage. Kortom, alles wat vies en vuil was komt aan het eind van de 19e eeuw terecht op Siberië, de overkant van de Kop van ’t Zand.

In hetzelfde jaar bouwt de gemeente op het terrein een ontsmettingsoven voor kledingstukken en huisraad van mensen die aan een besmettelijke ziekte hadden geleden. Het terrein de Sieb is ook bestemd voor de opslag van vuilnis zoals todden, lompen en beenderen. Met de aanleg van de Hoge Diezebrug in 1939 verdwijnt de mestvaalt en een deel van de bedrijven. Nu herinnert alleen de naam Vaaltweg nog aan de oudste locatie van de huidige Afvalstoffendienst.

Roeivereniging De Hertog groeit en bloeit. Cor van Hillo hierover: ‘Bij de plannenmakerij voor dit gebouw wisten we dat we op den duur 400 leden zouden kunnen krijgen. Dan heb je ongeveer 62 boten nodig. We hebben nu bijna 500 leden.’ Zijn er grenzen aan het gebouw? Cor van Hillo antwoordt: Ongetwijfeld. Misschien dat er nog een vijfde loods bijkomt. Maar je kunt niet onbeperkt doorgaan.’

‘De architect mág’

Cor Hillo vertelt: ‘Ik ben zelf lid van deze vereniging en was dat al toen ik het gebouw heb ontworpen. Lid zijn van de vereniging waarvoor je een gebouw ontwerpt, niet gemakkelijk. Voor mij niet maar ook niet voor de leden. Van overal krijg je wensen en ideeën. En je kunt niet zomaar zeggen: “doe ik”. De gemeente was wel mijn opdrachtgever. Die had ook zijn wensen, zelfs een program van eisen.’

We hebben een klein jaar gebouwd en de samenwerking tussen aannemer en architect verliep geruisloos. Het is ook steeds geven en nemen. Een architect kan wel lastig zijn. Ik ben wel eens van een bouwproject gegooid. De aannemer was toen echt heel boos.’

Hoe het in de praktijk gaat? ‘Wij maken een ontwerp met bijbehorend bestek. Dat is in feit ook een aanbeveling voor het gebruik van een bepaalde kwaliteit in de materialen. Daar moet de aannemer zich dus wel in aanpassen. hij kan niet zomaar zelf kiezen. De aannemer moet dan vooral bouwen. de architect mág ontwerpen,’ zegt Cor met een glimlach.

‘Moeilijke’ gebouwen

Cor van Hillo werkt daarbij samen met Peter van Bommel projectmanager bij Van den Bouwhuijsen, het bouwbedrijf dat het ontwerp van Van Hillo realiseert. Peter noemt zichzelf: ‘de spin in het web tussen architect, aannemer, uitvoerder, opdrachtgever en calculator.’

Hij vertelt verder: ‘Bij een aanbesteding wordt toch altijd wel om ervaring gevraagd. Dan vragen ze: Heb je eerder een groot gebouw neergezet? Eerder zo’n bijzondere projecten uitgevoerd?’

 

Peter werkt al weer vijftien jaar bij Van den Bouwhuijsen. ‘Dat hoort wel bij dit bedrijf. Kom je hier werken en het klikt, dan word je vanzelf loyaal en blijf je hier langere tijd.’

Was dit een moeilijk gebouw voor een aannemer? Peter hierover: ‘Moeilijk is niet het goede woord. Maar het was zeker wel een project met grote bouwkundige uitdagingen. Een voorbeeld: zwaar materiaal op de millimeter nauwkeurig bewerken op een manier die ook recht deed aan strakke detaillering en de gecompliceerde uitvoeringstechnieken. Dat moest op elkaar aansluiten.’

Een bijzonder project was het ook. Peter hierover: ‘Ik geloof wel dat we als Van den Bouwhuijsen een zeker patent hebben op moeilijke gebouwen op moeilijk locaties. Heb je er eenmaal ervaring mee, dan wordt dat gehonoreerd door opdrachtgevers. En zelf ‘durf’ je ook meer. Daardoor krijg je natuurlijk meer van die opdrachten. Je kúnt dus veelzijdig bouwen. Dat wordt gezien.’