Johan van den Bouwhuijsen (1883-1938), vertegenwoordiger van de tweede generatie.

‘Netjes, vrouw, je weet dat ik van netjes hou,’ zegt Johan van den Bouwhuijsen tegen zijn vrouw Johanna. Zojuist is het huis opgeruimd is. Johan is nu dus goed gehumeurd, wat allerminst vanzelfsprekend is. Hij kan ook heel gehumeurd zijn. Hij gaat door het leven als een man die stiptheid eist van zichzelf, zijn vrouw, zijn kinderen en zijn personeel.     

 

Als 14-jarige is Johan al  een jongen met pit. Zijn vader neemt hem op deze jonge leeftijd in dienst als leerling-timmerman. Hij moet het vak leren in de praktijk. Een opleiding tot timmerman aan de ambachtsschool is er voor Johan niet bij. Vader Martinus vindt de ambachtsschool heel geschikt voor de aanstaande timmerman, die ‘eene vrij lange voorbereiding nodig’ had en bovenal ‘zijn verstand moest ontwikkelen,’ maar niet voor zijn zoon. ‘Een goede timmerman heeft vanzelf aanzien’, houdt Martinus zijn zoon voor. ‘En weet: een aannemer wil geen theoretici. Hij wil jongens die hun vak verstaan.’

1: vader Johan en zoon Martinus van den Bouwhuijsen

Van onderaannemer naar Van den Bouwhuijsen & Zn

In 1900 bouwt Martinus zijn eerste huis aan de Stationsweg voor Lodewijk Rits. Johan helpt mee. Hij  wil de wereld van bouwen ook tot de zijne maken. Zijn huwelijk past daarbij. Op 16 augustus 1910 trouwt Johan op 27-jarige leeftijd met de 23-jarige Bossche Johanna van Liempt, dochter van aannemer Peter van Liempt. Ook dat helpt Johan verder, zeker omdat hij bij zijn schoonvader intrekt.

Vanaf 1912 is Johan volwaardig partner in het bedrijf dat dan de naam Van den Bouwhuijsen & Zn voert. Samen met zijn vader Martinus werkt Johan nu aan grotere projecten zoals het ziekenhuis Sint Joan de Deo aan de Papenhulst. Weliswaar is Martinus hier nog onderaannemer, hij en zijn zoon ruiken aan het grotere werk. Van den Bouwhuijsen neemt ook personeel in dienst, breidt uit en investeert. Johan gaat daarin voorop. Hij neemt in 1915 het initiatief voor de aanschaf van een gasmotor in zijn timmerwerkplaats aan de Krommeweg.  Johan wordt het gezicht naar buiten.

 

Groter dan vader

Van zijn vader leert Johan het vak, zelf ontwikkelt hij zijn ondernemerschap. Vader Martinus wilde het hoofd fatsoenlijke boven water houden. Zijn bedrijf groter maken…?, het was niet zijn hoofddoel. Hij ondernam, voor zover nodig. Voorop staat: zelfstandig ambachtsman zijn. Johan wil meer.

Johan wil groeien, wil grotere projecten aanpakken, hij wil groter dan zijn vader worden. De voorbeelden ziet hij om zich heen. In de bouw blijven Andreas Aengenendt en Jacq. van Dun een voorbeeld stellen.

Aengenendt beleeft zijn doorbraak als opzichter bij de bouw van het nieuwe station van Eduard Cuypers in 1895-1896. In 1905 richt hij de afdeling ’s-Hertogenbosch van de Algemene Nederlandse Aannemersbond op. Aengenendt is tot 1922 voorzitter. Hij is mede-oprichter van de ’s-Hertogenbossche Vereniging van Huiseigenaren, bestuurder bij de Nederlandse Bond van Bouwvakpatroons en Sociëteit de Katholieke Kring in ’s-Hertogenbosch, lid van het kerkbestuur van de Sint-Pietersparochie. Kortom, hij is een voorbeeld voor Johan van den Bouwhuijsen. Slaagt Johan er niet in een bouwproject zelf binnen te halen, hij is niet te beroerd aan te sluiten als onderaannemer.

2: Andreas Aengenendt

Andreas Aengenendt

Aengenendt start omstreeks 1898 een aannemers- annex architectenbedrijf, dat al snel floreert. Hij neemt grote projecten aan, onder meer de bouw van een aantal postkantoren. In 1915 schrijft hij in voor de bouw van de Sint-Catharinakerk van architect Jan Stuyt. Andreas Aangenendt is de laagste inschrijver voor de som van ƒl 88.080,00 . De bijzondere betoncementbouw met gevlochten ijzerwerk, nodig voor het gewelf van de koepel, schip en transept wordt gegund aan de Bredase aannemer Stulemeijer. Op 5 januari 1916 wordt een onderhandse overeenkomst gesloten tussen kerkbestuur en de ‘Industriële Maatschappij’ van F.J. Stulemeijer & Co te Breda. Zo ontstaat een bijzondere betonnen constructie van betonnen ribben waartussen vloervelden van zes centimeter liggen. Voor een bedrag van ƒ 12.611,00 worden de benodigde gewapend betonwerken voor de koepel uitgevoerd.

‘Nuttige arbeid’

Johan (Henri) van den Bouwhuijsen doet veel om een invloedrijk aannemer te worden. Zo is hij ook bevriend met Jac. van Dun, sinds 1914 zelfstandig aannemer en al snel heel succesvol. Van Dun is, net zoals Aengenendt een echte netwerker. Dat zal hem groot en invloedrijk maken. Johan volgt in het voetspoor van zijn succesvolle voorbeelden en wordt in 1920 lid van de invloedrijke RK Kiesvereeniging (voorloopster RKSP)  in ‘s-Hertogenbosch. De katholieke kiesvereniging brengt heel wat machtige, invloedrijke en vermogende Bosschenaren bij elkaar. Dat kan een aannemer die grote opdrachten wil, wel gebruiken.

Aanvankelijk gelooft Johan ook wel in de energieke Manis Krijgsman (1885-1942). Krijgsman is wethouder van sociale aangelegenheden en de bedrijven tussen 1919 en 1935. De Noord-Hollandse oud-vakbondsman staat voor een actieve sociale politiek van de gemeente. Zijn lijfspreuk: ‘De mensch is tot werken geschapen’ slaat aan bij Johan. Met Krijgsman vindt Johan het verschaffen van uitkeringen voor meer dan 2500 werkloze sigarenmakers  zonder hiervoor ‘enige nuttige arbeid’ te  verrichten uit den boze.

3: Manis Krijgsman, vissend aan de IJzeren Vrouw die hij zelf heeft laten aanleggen.

Twee vliegen

Maar toch gaat het verkeerd tussen Johan en Krijgsman, juist bij zo’n plan om werklozen te laten werken. In het vroege voorjaar van 1920 legt Manis Krijgsman het bestuur van de Bossche afdeling van de Nederlandschen Aannemersbond, waarvan Johan actief lid is, een plan voor om woningen te bouwen én tegelijk werkloosheid onder sigarenmakers te bestrijden.

Beton moet het basismateriaal zijn voor het bouwen. Deze goedkopere en eenvoudige bouwmethode stelt sigarenmakers in staat snel te aarden als bouwvakker. Twee vliegen in één klap: werkloze sigarenmakers aan het werk en de woningnood wordt opgelost.  De Bossche aannemers twijfelen. Ze willen helemaal niet met betonsteen maar met baksteen werken. Ze zien met argusogen toe hoe Krijgsman enthousiast samenwerkt met aannemer Bredero uit Utrecht die helemaal klaar is voor de nieuwe manier van bouwen met beton.

 

Wantrouwen

Op 29 maart 1922 vindt op het stadhuis een bijeenkomst plaats voor Bossche aannemers. Aanwezig zijn ook de voorzitter van de aannemersbond, Jac. van Dun en Johan van den Bouwhuijsen, inmiddels secretaris van de Bossche Aannemersbond. Ze luisteren aandachtig maar met een kritische blik.

Vol trots verhaalt Krijgsman nog eens over 400 betonwoningen, die de gemeente wil bouwen om zo de woningnood onder ‘minvermogenden’ te lenigen. Krijgsman houdt de aannemers voor: ‘Ik noodig jullie uit mee te doen. Ik ben de Bossche aannemers zeer sympathiek gezind.’

‘Komen wij wel aan onze trekken?’, vragen de Bossche aannemers zich af. Want, naast de Utrechtse aannemer Bredero is alleen betonproducent en bouwer de N.V. Industrieele Maatschappij F.J. Stulemeijer & Co. in Breda zeker van een opdracht. Maar de toon is gezet. De Bossche aannemers wantrouwen Krijgsman.

 

4: de betonwoningen
5: pamflet uit 1931 met nepnieuws. De avond voor de verkiezingen wordt dit pamflet bij de mensen in de brievenbus gestopt. Boodschap: die woningen van Krijgsman deugen niet.

‘Onderhands’

Op 3 mei 1922 haalt het bestuur van de Bossche Aannemersbond genadeloos uit naar Krijgsman in een paginagroot artikel in de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant. Hij zou met de betonbouw tegen het advies van de directeur van gemeentewerken ingaan. Deze zou geadviseerd hebben een deel van de woningen in baksteen te bouwen. De Bossche aannemers voelen zich op achterstand gezet omdat het Utrechtse bouwbedrijf Bredero als eerste actief benaderd was. Bredero had vooraf een ontwerpplan mogen indienen. De aanbesteding zou in het geniep en ‘onderhands’ geregeld zijn. In het blad Klei, het orgaan van steenfabrikanten, krijgt Krijgsman ervan langs omdat hij al te gemakkelijk met F.J. Stulemeijer & Co. uit Breda in zee is gegaan.  Dat bedrijf levert de betonconstructies en Krijgsman zou daar een belang in hebben.

 

Voor de opponent

Vijf jaar later, in 1927 zet de 33-jarige Johan een stap die zijn vader nooit had geambieerd, hij kiest voor een rol in het openbaar bestuur, de Bossche gemeenteraad. Vader Martinus was daar de man niet naar. Hij trad niet op de voorgrond. Maar vooral… hij zou het zeker niet in zijn hoofd gehaald hebben om op te staan en in verzet te komen tegen een katholieke bestuurder, een wethouder nog wel. Maar zoon Johan tapt uit een ander vaatje. Hij is teleurgesteld in Krijgsman maar ook politiek strijdbaar. Hij sluit zich aan bij de opponent, het Comité van Hoeckel c.s. De succesvolle importeur van exotisch fruit verenigt tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1927 een aantal ontevreden katholieke ondernemers en middenstanders in ’s-Hertogenbosch. Onder hen meubelzaakeigenaar J. Scheffers en aannemers als Jac. van Dun en Johan van den Bouwhuijsen. De laatste drie wonen niet ver van elkaar aan de Jhr. Mr. Does de Willeboissingel. Dat moet de ‘partijvorming’ vergemakkelijkt hebben.

6: Mgr. Diepen verlaat het kiesbureau in mei 1927. Aan de rechterzijde prijst de Lijst van Hoeckel zich aan.

Geen Krijgsman!

Grote strijdpunt van het Comité wordt de politiek van Krijgsman. Die kost geld, vooral hogere gemeentelijke belastingen en heffingen. Middenstanders, ondernemers, ook katholieke worden hier niet blij van. Vooral bij de aannemers ligt Krijgsman slecht in de markt. Hij is niet alleen een ‘dure’ wethouder, hij gunt de Bossche aannemer ook al geen plek in zijn omvangrijke bouwplannen.

De naam van Johan (Henri) van den Bouwhuijsen staat in 1927 onder een verkiezingspamflet waarin Krijgsman met hoofdletters  ‘HET ZWARTE SCHAAP’ genoemd wordt of ‘de lieveling der Bossche belastingbetalers!’

 

Bisschoppelijk bouwbureau

Johan is vanaf 1922 bestuurder, bouwkundige en aannemer. En dat opent deuren. Johan is daarbij, zoals alle Brabantse Van den Bouwhuijsens, overtuigd en praktiserend katholiek. En dat helpt hem als ondernemer. De katholieke kerk is in het vooroorlogse ’s-Hertogenbosch de grootste opdrachtgever voor de bouw.

‘Architectuur en gebouwen creëren een katholieke omgeving’, zo houden toonaangevende architecten als Jan Stuyt (1868-1934) en Pierre Cuypers (1827-1921) de kerkleiders voor. Kerken, kloosters, katholieke scholen, ziekenhuizen en andere openbare gebouwen met een katholieke signatuur kleuren de stad roomser dan ze al was. Nagenoeg elk katholiek gebouw begint bij het Bisschoppelijk Bouwbureau. ‘Hier hoef je niet bang te zijn voor oneerlijkheid,’ zegt Johan tegen een collega-aannemer die naast hem zit in het bisschoppelijk paleis aan de Parade. De voorzitter van het bureau verzamelt de zes enveloppen van de aanwezige aannemers. Daarin bevindt zich de calculatie van de bouwkosten. ‘U krijgt allen een bedrag voor de calculatie. U hebt er immers voor gewerkt.’  Dan pikt de voorzitter de hoogste aanbieder eruit. Deze valt af. Daarna berekent hij het gemiddelde van de andere aanbiedingen. Wie daar het dichtste bij zit krijgt de opdracht. ‘Is dat eerlijk of niet? Kom er eens om bij de gemeente?…’ houdt Johan zijn collega’s voor.

7: de melkfabriek Sint-Jan

Betonbouw

Het aanvankelijk verzet van Bossche aannemers tegen betonbouw ten spijt, bouwen in betontoepassingen zet door. Krijgsmans plan is geen vreemde eend in de bijt. De nood is hoog op het gebied van volkswoningbouw. Na de Eerste Wereldoorlog is er veel materiaalschaarste. Baksteen is duur. En dus experimenteren architecten, bouwkundigen en aannemers met beton. In Amsterdam wordt het Betondorp, later Tuindorp Watergraafsmeer, ontwikkeld.

Andreas Aengenendt, als voorzitter van de Bossche afdeling van de Nederlandschen Aannemersbond sowieso invloedrijk bouwer, breekt de ban en schrijft in voor het derde betonwoningcomplex aan het Eikendonkplein. Meegaan in betonbouw wordt onvermijdelijk. Wie dat doet wordt niet meer ‘genegeerd’.

Betonaannemers worden steeds vaker allround-aannemer, omgekeerd kiezen allround-aannemers  voor de toepassing van beton. Onder hen Johan van den Bouwhuijsen. Hij bouwt zelfs zijn eigen betonfabriek. Aan het einde van de jaren ’20 bouwt Van den Bouwhuijsen aan verschillende grotere projecten. Hoe omvangrijker het bouwproject, hoe groter de kans dat beton wordt gebruikt.

 

Rooms Katholieke melkfabriek

De bouw van de Coöperatieve melk- en zuivelfabriek Sint-Jan is er een voorbeeld van. Johan kon aan de slag omdat hij ervaring heeft met beton actief is in ‘s-Hertogenbosch. De nieuwe en compleet-ingerichte coöperatieve melk- en zuivelfabriek van Sint-Jan wordt op 2 april 1929 geopend. Voorzitter en voorvechter van de melkfabriek, Janus de Bekker opent: ‘Het socialisme leert dat werkgevers en werknemers van nature elkander vijandig gezind zijn, maar uw voorbeeld uit de praktijk logenstraft dit, omdat gij als werkgever en wij als werknemers steunen op God, waardoor vijandschap voor ons onmogelijk is. ’

De opening is een uitbundige presentatie van Roomse samenwerking. Bisdom, parochiebestuur, pastoors, kapelaans, de Brabantsche Zuivelbond, de Boerenleenbank, katholieke gemeenteraadsleden, vakbonds- en werkgeversvertegenwoordigers geven acte de présence. Het gemeentebestuur krijgt een advies. ‘U, Bosch gemeentebestuur houdt in Orthen nog teveel zelfstandige melkslijters de hand boven het hoofd. Als men ziet wat de melkinrichting St. Jan doet in het belang der volksgezondheid en hygiëne, dan moet men toch aannemen dat een modern gemeentebestuur dat toch maar niet zonder meer, langs zich heen kan laten gaan.’ Een apetrotse  Johan van den Bouwhuijsen is erbij en neemt met een glimlach de complimenten in ontvangst.

 

Bouwondernemer

Ondernemerschap kun je Johan niet ontzeggen. Hij moet ook wel. Vooral in de crisisjaren is de concurrentie moordend. Aannemers worden gedwongen voor al te lage prijzen in te schrijven. In de jaren ’30 is de werkloosheid groot. In 1927 zijn er slechts 55 werkloze bouwvakkers, in 1929 is er volop werk in de bouw, te veel zelfs. Kleine klussen laat een aannemer van enige naam graag aan de ‘beunhazen’ over. Menig aannemer moet zelfs extra bouwvakkers aantrekken. Bovendien stijgen nu de lonen te hard. Dat duurt niet lang. In 1936 telt de Bossche bouw 703 werklozen.

Hoe scherp Johans offertes en aanbiedingen ook geformuleerd zijn, hij is bij een aanbesteding maar zelden de laagste. Hij probeert veel uit, zet zijn ‘gewone’ aannemersbedrijf om naar Van den Bouwhuijsen Betonbouw en is zelfvoorzienend door een betonsteen- en timmerfabriek op te richten.

Op het hoogtepunt van de crisis in de Bossche bouw, als de honger naar werk hoog is, moet hij toch iets verzinnen om werk af te leveren. Hij bouwt zelf huizen – hoek Van Breautéstraat/Does de Willeboissingel en aan de Bosscheweg in Vught – om deze later te verhuren.

 

8: de afdeling ‘s-Hertogenbosch van de Algemene Nederlandschen Aannemersbond op stap, Johan is erbij (nog onbekend waar exact).

 

Geen ‘driftkikker’

Op 10 februari 1938 sterft Johan na een kort ziekbed aan de gevolgen van een hartaanval. Het is de eerste keer in zijn leven dat hij iets aan zijn hart heeft. Maar het is dan ook meteen raak. In de Bossche kranten verschijnt een kort in memoriam. Wie bouwt als Johan, laat iets na. Zijn vrouw is nog maar 51 jaar en moeder van zes kinderen, drie zoons en drie dochters. Johan wil dat zijn zoons Piet, Harry en Martien ondernemen. Het is 1932 en een voldane Johan van den Bouwhuijsen stelt vast: ‘ Piet is als geen ander geschikt om het aannemersbedrijf over te nemen, Martien, de oudste van het stel, zou een bouwmaterialenhandel kunnen beginnen. Harry kan een timmerfabriek starten.’

Piet en Harry willen wel.  Piet bereidt zich al sinds 1931 voor door een studie Civiele Techniek aan de Technische Hogeschool in Delft en weet één ding zeker: ‘Ik ga niet zo in de contramine als vader. Je kunt ook vrienden worden met bestuurders. Pa is soms een driftkikker. Waarom moest je je ook zo verzetten tegen belangrijke overheidsdienaren?’

Harry is een jongen van de praktijk die als geen ander kon rekenen en volgt zijn broer Piet. Zoon Martien heeft eigenlijk heel andere ambities. Hij wil notaris worden en volgt daartoe een exclusieve opleiding in Utrecht. Tijdens de Mobilisatie werkt hij als kapitein bij de militaire administratie. Ondertussen hebben Piet en Harry het bedrijf overgenomen. Het plan van de timmerfabriek is een gepasseerd station. Geld om Martien te helpen een handel in bouwmaterialen te beginnen is er niet. Martien sluit later aan bij het aannemersbedrijf en voert getrouw, in driedelig ‘notariskostuum’ de administratie van het groeiende bedrijf.

Bronnenlijst:
Gesprekken met Wim, Jan en Peter van den Bouwhuijsen
www.delpher.nl
Gaal, F.J., Een sociaal verhaal, cursusmap Boschlogie I, ’s-Hertogenbosch, 2015
Gaal, F.J., De mensch is tot werken geschapen, Alphen aan de Maas 2006
Krijgsman, Werkloosheidsmisère of van sigarenmaker tot bouwvakarbeider, ’s-Hertogenbosch 1920
Krijgsman, M. Een moeilijke bestuursperiode, schets van Manis Krijgsman, wethouder van sociale aangelegenheden en de bedrijven te ’s-Hertogenbosch,Tilburg 1922
Krijgsman, M., Sociale maatregelen van het gemeentebestuur van ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 1926
Krijgsman, M. , Persoonlijke aantekeningen (niet-gepubliceerd), ’s-Hertogenbosch 1935
Nederlandschen Aannemersbond, Gedenkboek ter gelegenheid van 25-jarig bestaan afdeling ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 1929
Map Verkiezingspamfletten Erfgoed ’s-Hertogenbosch
Foto’s en afbeeldingen Erfgoed ‘s-Hertogenbosch