Johan van den Bouwhuijsen (1883-1938) en de eerste overdekte veemarkt van Nederland

 

Johan van den Bouwhuijsen tijdens de gemeenteraadsvergadering van 20 juni 1928: ‘Voorzitter, er is drieduizend gulden beschikbaar voor onderzoek en voorbereiding voor de overdekte veemarkt. Kunnen we een deel van dat bedrag niet besteden voor een bezoek aan de onlangs gereedgekomen overdekte veemarkt in het Duitse stadje Leer?’

 

Johan van den Bouwhuijsen is dan één jaar lid van de Bossche gemeenteraad voor de katholieke middenstandsgroep “Lijst van Hoeckel”. De lijst verenigt een aantal Bossche middenstanders die het niet eens zijn met de belastingpolitiek van het katholieke gemeentebestuur. Er gaat al teveel geld naar ambtenaren, woningbouw en werkverschaffingsprojecten.

Johan is aannemer en zet zich ook in de markt als bouwkundige. Hij heeft het bedrijf van zijn vader, Martinus van den Bouwhuijsen, overgenomen. Martinus begon als timmerman, hij groeide uit tot  een echte aannemer met grotere projecten.

Zoon Johan wil nog meer uit het bedrijf halen. En dan moet een aannemer in die tijd ook al om zich heen werken en van zich laten horen. Johan is niet voor niets bestuurslid van de Nederlandsche Aannemersbond en actief in de politiek.

Als hij tussen 1927 en 1931 lid is van de Bossche gemeenteraad bepaalt vooral ‘de veemarkt’ het politieke debat. De veemarkt  is in die dagen het belangrijkste ‘zakenplatform’ voor stad en Meierij.

De stad siddert

Vanaf 1892 vindt er wekelijks een veemarkt plaats in de openlucht op wat nu het Kardinaal van Rossumplein is. Die markt wordt almaar groter en het plein te klein. Het vee staat langs en aan de Zuid-Willemsvaart, de Schilderstraat en zelfs Tolbrugstraat. Later komen daar de Van Berckelstraat, de Sint-Jozefstraat, de overkant van ‘de kanaal’ en Nieuwstraat bij. Dat maakt het er allemaal niet hygiënischer op. Want al het vee moet poepend en piesend door de straten geleid worden. ‘Veevervoer’ gaat immers nog te voet of ‘te poot’.

Geen wonder dat in 1916 een eerste plan voor een nieuwe veemarkt in de nieuw aan te leggen wijk de Muntel wordt gepresenteerd. Dat plan gaat echter niet door. Maar de trend is gezet. Burgemeester Van Lanschot wil drastisch ingrijpen.  In 1923 gaat hij een stap verder en laat de stad sidderen. Hij stelt voor een overdekte veemarkt te bouwen achter de spoorlijn Utrecht-Den Bosch, ver van de binnenstad, op een industrieterrein waar sinds 1913 maar één bedrijf gevestigd is, Grasso.  Voor de rest is het er leeg, nat en verlaten, vér buiten de bebouwde kom.

Dubbelmarkt                   

De stad is in rep en roer. 716 handelaren, winkeliers en café-eigenaren protesteren? ‘Geen enkele handelaar of slachter van buiten Den Bosch en dat zijn er honderden, krijgt het in zijn hoofd, als de veemarkt naar het nieuwe terrein verplaatst is, na gedane zaken nog een wandeling naar de stad te maken’, stellen de adressanten.

Ze krijgen steun van 160 veehandelaren. ‘Wij kruipen het station in bij de warme kachel en vertrekken zoo gauw mogelijk naar moeder de vrouw. De Bosschenaars, die ons willen spreken, moeten maar naar het station komen.’

Waarom naar het verre Boschveld? ‘We zitten nu vlakbij het slachthuis aan de Zuid-Willemsvaart’, stellen de veehandelaren. De talrijke tegenstanders van de verplaatsing van de veemarkt leggen het gemeentebestuur een eigen plan voor. Dat wordt als een rebelse daad beschouwd in een tijd waar het gezag van de burgemeester nog zo onaantastbaar is. De tegenstanders van het plan van de burgemeester willen een dubbelmarkt: de bestaande veemarkt twee keer zo groot maken doortrekken naar het Tolbrugkwartier en de Zuid-Willemsvaart, nog meer veemarkt in de oude stad.

‘Courage’

Frans van Lanschot (1875-1949), burgemeester van ’s-Hertogenbosch tussen 1918 en 1941 zet echter door. De katholieke krant Het Centrum noemt hem in 1930, hij is 12 ½ jaar in ambt, de ‘meest populaire burgemeester van het land.’

Zijn burgemeesterschap kent vele legendarische momenten. In 1927 houdt hij voor de KRO-radio een praatje over ‘s-Hertogenbosch. Hij nodigt heel Nederland uit voor een bezoek aan de oude hertogstad. Duizenden luisteraars bezoeken de stad. Het Bossche bedrijfsleven biedt zo’n tweehonderd personen tegelijk een maaltijd aan in de Raadskelder. Van Lanschot leidt de bezoekers hoogstpersoonlijk rond in de Sint-Jan. 

Maar toch… zijn meest spraakmakende project is de bouw van de eerste overdekte Veemarkt van Nederland. Heel Nederland prijst Van Lanschot om zijn ‘courage’ of moed, in zijn stad ligt het anders. 

Twijfel

Het stadsbestuur, aangevoerd door Frans van Lanschot laat zich niet van de wijs brengen door het verzet en zet het eigen plan door. Op 20 juni 1928 vergadert de Bossche gemeenteraad over de verplaatsing van de veemarkt van de binnenstad naar het verre en natte Boschveld.

Nog steeds is er verzet, maar het heeft niet meer de felheid van weleer. Ook Johan van den Bouwhuijsen is milder van toon. Hij is nog steeds tegen maar ziet ook de voordelen. De stad zet zich op de kaart, een nieuwe veemarkt helpt in de strijd tegen werkloosheid en zal nieuwe bedrijvigheid aantrekken.

Johan hoort nog bij de zeven raadsleden die tegen verplaatsing stemmen. Maar hij is niet zomaar tegen. Hij wil onderzoek en zelf ervaren of zo’n nieuwe, overdekte veemarkt werkt. Johan stemt daarom wel in met een voorstel om 3000 gulden te reserveren voor onderzoek en voorbereiding. ‘Een deel van dat bedrag kunnen we dan besteden aan een excursie naar Leer in Duitsland waar al een overdekte veemarkt bestaat’, stelt Johan zelf voor.

Leerke Plezeerke  

Van Lanschot is slim en neemt het voorstel van Johan van den Bouwhuijsen over. Hij nodigt de raad uit voor wat in de volksmond al gauw een ‘snoepreisje’ heet. Een delegatie van de raad gaat naar het Duitse Leer ‘op excursie’.

Johan van den Bouwhuijsen handelt kordaat en organiseert zelf de reis. Op dinsdag 26 juni vertrekt de delegatie naar Leer waar Johan zelf de kamers reserveerde in hotel Victoria.

Als de Bossche deputatie zich op 26 juni klaarmaakt voor een reis naar het station wacht hen een verrassing. De Provinciale Noordbrabantsche en ‘s-Hertogenbossche Courant publiceert een spotprent van de Herman Moerkerk. Naar de roman van Felix Timmermans ‘Lierke Plezierke’ noemt hij de ‘snoepreis’ ‘Leerke Plezeerke’.

Duidelijk herkenbaar waren de burgemeester en de anderen notabelen afgebeeld in een boerenkiel: klaar voor het veemarktbezoek. Deze prent slaat zo bij het publiek aan dat de krant er aparte overdrukken van maakte. Bij honderden Bosschenaren hangt de tekening daarna in de gang of huiskamer.

‘Nationalen bloedsomloop’

Op 20 mei 1929 bespreekt een nagenoeg voltallige gemeenteraad een definitief voorstel voor verplaatsing van de veemarkt naar het westelijk industrieterrein. Johan van den Bouwhuijsen is na zijn bezoek aan Leer helemaal overtuigd van de voordelen van de nieuwe overdekte veemarkt. Met 16 andere raadsleden stemt hij voor de overdekte veemarkt. Het reisje heeft gewerkt. Zeven leden doen niet mee. Ze gingen ook niet mee naar Leer.

Op 23 mei 1931 vindt de feestelijke opening plaats van de eerste overdekte veemarkt in Nederland. De minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw Jhr. Mr. Charles M. Ruys de Beerenbrouck (1873-1936), katholiek uit het Zuiden, ziet de veemarkt als symbool van de emancipatie van het ‘donkere zuiden’. Deze overdekte veemarkt zorgt ervoor dat dit ‘vitale hart van het Zuiden’ van grote betekenis is voor ‘den nationalen bloedsomloop.’ Ondertussen luisteren gezanten van België, Tsjechoslowakije, Duitsland, Oostenrijk, Italië en ook Argentinië – dé rundvleesleverancier in de wereld – toe.

Burgemeester van Lanschot is gastheer en houdt een openingstoespraak in het Nederlands maar voegt er ook Duitse citaten aan toe voor de talrijke Duitse gasten. Hij eindigt met een Latijnse spreuk: ‘Agricolarum lucro. Mercatorum Commodo Civium bono exstructum forum boarium. Dat staat voor: ‘In het jaar 1931 is deze veemarkt gesticht ten voordeele der landbouwers, ten gerieve van den veehandel en tot welvaart van de Burgerij.’

Oorzaak der rotting

Johan van den Bouwhuijsen is er ook bij en geniet. Toch richt hij zo af en toe even zijn blik omhoog naar de houten spanten die het ovale dak van de hal dragen. Hij denkt even terug aan zijn waarschuwing aan zijn collega-raadsleden bij het veemarktdebat in 1929. ‘We krijgen hallen met houten gebinten, waarvan de middenhal een gebinte met een overspanning van 35 M. ik pleit voor betonnen binten. Met beton gebinten zal men mogelijk wat duurder uitkomen, maar men heeft geen onderhoud, men heeft er geen omkijken naar. Mocht er bij houten gebinten lekkage komen, dan heeft men een bron van ellende. ‘

Voorzitter Van Lanschot voelt zich aangesproken en reageert: ‘Er zijn al 70 kerken gebouwd met houten binten. En met de R.A.I. in Amsterdam is het niet anders. Dat gebouw staat er al acht jaar en men heeft niet de minste moeite.’ Johans bouwkundig advies wordt in de wind geslagen.

Op 4 oktober 1934 schrijft dagblad De Tijd: ‘Is een grondig onderzoek naar de oorzaak der rotting niet gewenscht?’ Door het wekelijks schoonspuiten van de hallen is er rotting opgetreden in het hout. De gemeente neemt maatregelen. Het herstel zal een jaar duren. De betonnen voetstukken worden hoger opgetrokken. ‘

‘Als een Romeinsche boederij’

‘Ook het vee voelt zich „lekkerder” op een overdekte markt. Op warme dagen op een open markt hebben de jonge biggen heel wat te lijden. Herhaaldelijk kwam het voor, dat bij zeer felle zonneschijn er biggen in de manden dood bleven,’ zegt burgemeester Frans van Lanschot in een interview met de redactie van De Vee- en vleeschhandel. Van Lanschot geldt nationaal als een echte kenner van de veehandel. In het interview toont hij zich vooral verheugd over de aanstaande uitbreiding van de Bossche veemarkt en noemt het ‘welklinkende toekomstmuziek.’

De uitbreiding is hard nodig, want de veemarkt lijkt last te hebben van haar eigen succes. Zo groot is de aantrekkingskracht dat het te druk wordt en daarmee hygiëne in gevaar komt. De veemarkt zou een besmettingshaard kunnen worden.

Als de redacteur zegt: ‘De Veemarkt is bedrijvig maar toch ook rustig’, antwoordt Van Lanschot voldaan: ‘Inderdaad, rustig en toch bedrijvig, het zijn de juiste woorden. Onze veemarkt is een besloten complex. We hebben dit zoo gekregen, door den bouw van de oude Romeinsche boerderijen in Limburg met hun hoofdpoort en met toren en binnenhof na te volgen. U moet verder niet vergeten, dat hier in Den Bosch de veemarkt no. 1 is en dat daar alle aandacht aan besteed wordt.’

Postume erkenning  

In maart 1938 gaat de Bossche gemeenteraad akkoord met de bouw van een nieuwe biggenhal, uitbreiding van de runderhal en de reconstructie van de parkeerplaats. De raad stelt 175.000 gulden beschikbaar. Een belangrijk deel van dat bedrag wordt beschikbaar gesteld door het zogeheten Werkfonds, in 1934 ter bestrijding van de werkloosheid. Voor een deel betekent dat: werkloze vakmensen en ambachtslieden zo aan de gang houden dat ze hun vaardigheden blijven oefenen.  Van den Bouwhuijsen mag het project uitvoeren. Zelf maakt Johan het niet meer mee. Hij sterft op 10 februari 1938 op 54-jarige leeftijd na een kortdurend ziekbed.  Zo krijgt Johan postuum de erkenning als kenner van de bouw.