De Van den Bouwhuijsens bouwen voor immigranten die de Bossche ziekenzorg vooruit helpen.

‘Janus Plek neemt zijn laatste slok, gaapt, krabt zich, knijpt een vlo fijn tussen duim en wijsvinger en zet de mand met het brood op zijn heup. Hij opent de deur naar de ziekenzaal met een zwaai en brult: ‘Goeiemorgen allemaal. Het wordt al weer licht. Brood en koffie!’ zo, die zijn wakker denkt Janus, terwijl hij naar binnen wankelt. En ja hoor. Hij heeft in de halfduistere zaal nog geen mens gezien of daar beginnen ze al te hoesten, kreunen en klagen. Hij aarzelt. Want een stank komt er uit die kribben!. Hij denkt bij zichzelf: ‘Blij dat ik er niet lig.’

Historicus Rob Wolf illustreert zo de verpleging in het Groot Ziekengasthuis (GZG) rond 1880. De kwaliteit van de ziekenzorg is ver onder de maat. Eigenlijk is het een opvangtehuis voor de allerarmsten met een ziekte onder de leden. Een Bosschenaar die het zich kan veroorloven blijft bij ziekte uit dit ‘middeleeuwse ziekenhuis’ en zorgt voor verpleging aan huis.

Het GZG heeft een slechte naam. Het komt voor dat ‘ziekenoppassers’ een zieke patiënt ophalen die het ziekenhuis niet levend haalt. Onderweg doen de ‘oppassers’ vaak een kroeg aan. De patiënt ligt dan buiten in de kou en sterft al hoestend en proestend.

Rijkskanselier Otto von Bismarck (1815-1898)

Hulpvaardige vluchtelingen

Wat doe je daaraan? De oplossing komt uit Duitsland. Tussen 1872 en 1879 wordt de ‘Kulturkampf’, een anti-roomse campagne van de protestantse rijkskanselier Otto von Bismarck (1815-1898). Hij is bang voor zijn concurrent, de katholieke Zentrumpartei. En… katholieken luisteren teveel naar een ‘vreemde heerser’, de paus.

In 1883 mag een Duitse katholieke niet meer voor de kerk trouwen. Een geestelijke die zijn stem verheft tegen Bismarck moet het land uit. De Jezuïeten, de intelligentste dienaren van de RK Kerk, worden uit Pruisen verbannen. Congregaties, gericht op ziekenzorg mogen doorwerken, maar geen nieuwe leden aannemen. Ze worden nauwlettend bespioneerd. De verklikker is overal.

Geen fijn werkklimaat en dat vinden zeker de zusters van Carolus Borromeus. Ze hoeven niet te  vertrekken, ze doen het wel. Een groep zusters van het klooster in Trier  vlucht naar het bisdom ‘s-Hertogenbosch. Bisschop Johannes Zwijsen (1794-1877) ontvangt de zusters met alle egards. Hulpvaardige vluchtelingen, die kan zijn bisdom wel gebruiken.

Bisschop Johannes Zwijssen (1794-1877)

‘Verbeterhuis’

Zwijsen is opgetogen over de komst van de zusters. Nog geen jaar later dient zich een nieuwe groep religieuze hulpverleners aan, de broeders van Montabaur, vlakbij Koblenz. Hun missie: heiliging door lichamelijke werken van barmhartigheid of bijstand aan mannelijke zieken, bij voorkeur armen, ouden van dagen enz. Ook de broeders lijden onder de Kulturkampf. Het ‘vrije’ en roomsvriendelijke deel van Nederland, het katholieke zuiden, lonkt.

De goede naam van de zusters is de broeders al voorgegaan als ze zich in 1875 presenteren bij Joannes Zwijsen. In 1875 arriveren twee broeders in Nederland en kiezen uiteindelijk voor ’s-Hertogenbosch. De broeders verwerven aan de Papenhulst een ruim pand, een ‘verbeterhuis’, dat zich richt op opvang voor mensen met een geestelijke stoornis.

‘Bekwamere ziekenverplegers’

Ondertussen kampt het bestuur van het Groot Ziekengasthuis nog steeds met een groot probleem. De vermogende weldoener Jan de Kort (1827-1920), voorzitter van het College van regenten van het Groot Zieken Gasthuis, verwoordt het op 2 januari 1880 aldus: ‘Door geld maakt men geen bekwamere ziekenverplegers. We zijn onmagtig om geschikte oppassers te vinden. Ik wil daarom de zorg voor onze zieken toevertrouwen aan geestelijke zusters van Carolus Borromeus.’

De Kort is een doortastend filantroop en zakenman. In 1875 koopt hij voor de zusters van Carolus Borromeus een herenhuis, een looierij, een koetshuis en een rijtje arbeiderswoningen. Het complex met een grote tuin ligt aan de Jan Heinsstraat, in die tijd ‘de Plein’.

Weldoener Jan de Kort (1827-1920)

Achterzijde eerste gebouwen Zusters van Carolus Borromeus

Meer dan sterfhuis

De eerste jaren verplegen de zusters 150 zieken in het gesticht en 226 patiënten aan huis (!). Ze  doen aan klantenbinding. Ze adverteren en pastoors publiceren aanbevelingsbrieven.

In hun polikliniek kunnen mensen terecht die gewond zijn geraakt bij een ongeval. Het is nieuw voor de Bosschenaar en zelfs  voor Nederland. Het ziekenhuis van de zusters is inmiddels ook veel meer dan een ‘sterfhuis’ waar de zieke ‘wacht’ tot de dood volgt.

En dan is er nog dr. Jacques Freericks (1865-1949). Hij is de eerste chirurg in ‘s-Hertogenbosch. In 1890 komt Freericks als huisarts van Rotterdam naar ’s-Hertogenbosch. Hij specialiseert zich in en buiten zijn praktijk tot chirurg.

Genezen!

Op Freericks advies richten de zusters een moderne operatiekamer in.  De broeders van Sint Johannes de Deo doen hetzelfde. Freericks leert de zusters en broeders dat een ziekenhuis moet willen genezen.

In die geest breiden de zusters hun tehuis in 1892 en 1897 verder uit. Aan de zuidzijde van het hoofdgebouw wordt een nieuwe vleugel gebouwd met grote, luchtige ziekenkamers en een operatiekamer. Tussen de vele bouwende ambachtslieden bevindt zich de dan 45-jarige Martinus van den Bouwhuijsen (1847-1922). Hij is zelfstandig ondernemer maar vooral ook timmerman, een trotse in dit geval. Veel Bossche ambachtslieden hadden zich aangemeld voor dit bijzondere project.  Weinigen zijn uitverkoren om mee te mogen doen.

De medische wetenschap

Dr. Jacques Freericks trouwt in 1896 met Emilie van Zinninq Bergmann, telg uit een deftig Bosch geslacht. In 1901 betrekt hij ‘Huizinghe de Loet’ in de Peperstraat en wordt zo vanzelf nog voornamer in zijn stad.  De mensen kijken tegen hem op. Freericks is ‘meneer de dokter’, die altijd weer klaar staat als de volksgezondheid in het geding is.  Vanuit de hele Meierij komen de mensen zelfs bij hem aan huis voor advies en hulp.

Freericks is opgeleid in Leiden door Hector Treub (1856-1920), hoogleraar Gynaecologie en Verloskunde in Leiden. Treub nodigt met name vrouwen uit een studie geneeskunde op te pakken. Freericks heeft nog een leermeester van formaat, dr. Jan Eegens van Iterson (1842-1901), pionier op het gebied van heelkunde en operatieve chirurgie in Nederland. Hij leert Freericks galblaas-, darm- en maagoperaties tot een succes te brengen. Ondertussen raakt Freericks ook vertrouwd met orthopedische operaties en ingrepen.

Dr. Jaques Freericks (1865-1949)

‘Den weg gewezen’

In het Carolusziekenhuis krijgt Freericks al gauw gezelschap van een oogarts en een KNO-arts.  Het werk van chirurg Freericks en andere specialisten wordt meer en meer tot spil van de Bossche ziekenhuiszorg. Rond 1910 werkt Freericks voor zowel het Carolusziekenhuis als de broeders van Sint Johannes de Deo. De zusters van Carolus Borromeus onderstrepen hun ambities en schaffen in 1910 een röntgenapparaat aan, een van de eersten in het land. Het apparaat wordt gebruikt door dr. Salomon Diamant (1881-1951), van origine huisarts maar hij wordt de eerste Bossche specialist in de röntgenologie.

Terugblikkend op de loopbaan van Freericks zegt burgemeester Frans van Lanschot in 1930:  ‘Toen gij in 1890 in Den Bosch kwam, gaf Uwe komst aanleiding tot een nieuwen koers in de medische verzorging. U hebt Den Bosch den weg aangewezen, die de stad medisch moest gaan.’

 

Universiteitsstad waardig

Op 2 oktober 1915 schrijft een redacteur van de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant:  ‘Zij die de hoop koesteren dat het katholieke universum eens in onze stad zal verrijzen zullen een nieuwe steun vinden in het nieuwe gasthuis van de Eerwaarde Broeders van ‘St Joannes de Deo dat op den Papenhulst is verrezen onder de deskundigen leiding van dr. Freericks.‘

Prominente Bosschenaren doen in die dagen hun best een katholieke universiteit in ’s-Hertogenbosch te vestigen. Dan moet je iets te bieden hebben tegenover rivalen Tilburg en Nijmegen. Welnu, ’s-Hertogenbosch heeft een nieuwe troef, aldus de redacteur: ‘Thans betreden wij we de groote operatiekamer en de indruk is dadelijk, dat de grootste en modernste ziekenhuisinrichting in een Universiteitsstad die niet beter kan wenschen.’

Ingemetselde oorkonde  

De universiteit komt er niet. Maar op 3 oktober 1915 wordt wel het nieuwe ziekenhuis Johannes de Deo geopend. In processie lopen tal van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders naar de nieuwe kapel van het ziekenhuis.

Eenieder die zich voornaam voelt in ’s-Hertogenbosch is aanwezig. Velen worden nog eens bedankt om hun bijdrage. De architect Jules Dony (1865-1949) wordt geroemd evenals hoofdaannemer Vaessen uit Vught. Bouwkundig opzichter en tekenaar J.F. Mascini krijgt zijn verdiende erkenning.

Martinus van den Bouwhuijsen blijft anoniem. Hij is al lang blij dat hij het feest mag bijwonen. Hij heeft als ingehuurd timmerman en onderaannemer mee mogen bouwen. Martinus spitst oren en ogen als bisschop Diepen een oorkonde voorleest. De oorkonde legt de geschiedenis vast van de totstandkoming van het ziekenhuis. Zonder vluchtelingen en dr. Jacques Freericks was het ziekenhuis er niet geweest. De oorkonde  wordt daarna ingemetseld in het voetstuk van het beeld van Sint Johannes de Deo.

 

‘Een gezellig ziekenhuis’

Op 4 mei 1932 zegent Mgr. Arnold Diepen de nieuwbouw van het Carolusziekenhuis in. Johan van den Bouwhuijsen is erbij en is nu hoofdaannemer. Hij bouwt in recordtempo, in tien maanden tijd.  Het ziekenhuis is van alles voorzien. Van den Bouwhuijsen Betonbouw bouwt voor een bedrag van 125.000 gulden (nu 2.350.000 euro). De nieuwbouw wordt geheel opgetrokken in betonconstructie.

Het is een compleet ziekenhuis met twee operatiezalen, een röntgenkamer, 40 één- en tweepersoonskamers, die alle een heel eigen karakter hebben. Maar het meest opvallende is wel: de huiselijkheid en gezelligheid. De opdracht van de zusters luidde: geef de patiënte het idee dat ze in een gezellig ziekenhuis ligt.

Van ziekenhuis naar ‘de Paap’

Omstreeks 1960 is de katholieke kerk volop in beweging. Paus Johannes XXIII (1881-1963) roept op 25 januari 1959 het Tweede Vaticaans Concilie bijeen. De paus roept op tot een ‘aggiornamento’, een ‘bij de tijd brengen’ . Mgr. Bekkers (1908-1966), bisschop van ’s-Hertogenbosch, zegt onomwonden dat gezinsgrootte en geboorteregeling persoonlijke kwesties zijn, een nieuw geluid. Het celibaat is niet langer vanzelfsprekend. Jongeren gaan ook niet zomaar meer het klooster in.

Zo loopt ook het aantal mannen dat intreedt bij de broeders snel terug. In 1963 stoppen de broeders met de exploitatie van het ziekenhuis. De broeders van Sint Johannes de Deo kiezen vanaf 1963 toe op ‘missie-activiteiten’ in Afrika. De Zusters van Carolus Borromeus nemen de ziekenzorg over. Even staat het pand bekend als Carolus II. In 1970 wordt het ziekenhuis opgeheven.

Na jaren van leegstand en tijdelijk onderdak voor ‘gastarbeiders’  wordt het gebouw in 1978 gekraakt, waarmee sloop wordt voorkomen. Vandaag staat het voormalig ziekenhuis bekend als ‘de Paap’, een van de oudere kraakpanden in Nederland.

 

Eén groot ziekenhuis

Rond 1970 is de behuizing voor het Carolusziekenhuis aan de Jan Heinsstraat te klein. Er zijn geen  uitbreidingsmogelijkheden. De ligging is ook onpraktisch. Het ziekenhuis verhuist naar een nieuwe locatie, de Herven in een nieuwbouwwijk in het noorden van de stad.

Door vergaande bezuinigingen in de gezondheidszorg en schaalvergroting moet het Carolus Ziekenhuis in 1987 fuseren met het Liduina Ziekenhuis in Boxtel. De beide ziekenhuizen gaan samen verder onder de naam Carolus-Liduina Ziekenhuis.

Fusiegolf, schaalvergroting en bezuinigen zetten door. In 2002 fuseert het Carolusziekenhuis met twee andere algemene ziekenhuizen in ‘s-Hertogenbosch tot het Bosch MediCentrum: het van oorsprong protestantse Willem Alexander Ziekenhuis en het Groot Ziekengasthuis. In 2011 wordt  ook het Carolus Liduina opgenomen. De verschillende locaties verhuizen naar één locatie, en heet voortaan Jeroen Bosch Ziekenhuis.